Oeros: Ûs Mem

Er zijn verschillende schedels van oerossen in het terpen- en wierdenland gevonden, met en zonder horens. Deze illustratie is gemaakt naar een oerosschedel in het Groninger Museum

Startpunt van de geschiedenis

De oeros is een mooi startpunt van de geschiedenis en zo belangrijk dat Friesland haar als begin van de Friese canon heeft gekozen: Ûs Mem.

We weten dat vanaf de 6de en 7de eeuw vóór Christus er koeien op de kwelders hebben gelopen. Eerst alleen in de zomermaanden, omdat de kwelders en weidegronden de rest van het jaar nog overstroomden. Na de zomer verlieten de mensen met hun kuddes het natte gebied en gingen terug naar de hogere en drogere zandgronden in het binnenland. Toen de kwelders zo hoog waren opgeslibd dat ze niet meer overstroomden werden ze het gehele jaar door bewoond.
Er werden woonstalhuizen gebouwd. Het woord zegt het al: een huis voor mensen met stallen voor de dieren. Mensen en dieren woonden dus onder één dak.
Runderen waren erg belangrijk voor de kustbewoners. De koeien gaven melk, de stierkalveren zorgden voor vlees en de ossen werden voor de ploeg gespannen of trokken karren. De huiden werden daarna gebruikt voor kleding, schoenen, dekens, riemen en wat je al niet meer met leer kunt doen. De beenderen werden gebruikt om werktuigen van te maken.
Overdag liepen de koeien buiten en graasden op de kwelders. Misschien liepen ze wel het hele jaar buiten. De kwelderweiden waren erg vruchtbaar.
‘s Nachts werden ze op stal gezet. Daar stonden ze droog en het maakte het verzamelen van mest ook gemakkelijker. Mest was namelijk erg belangrijk. Het werd gebruikt als brandstof.