Warffum

Kaart met plattegrond van Warffum en ligging van de wierde
Ligging van de wierde van Warffum. Ontwerp Eelco Bruinsma 2017.

Wierde

De straten van Warffum lopen ongeveer recht over de wierde. Het is dus een rechthoekige wierde en geen radiaire wierde, waarbij de straten als de spaken van een wiel vanuit het middelpunt komen.

De wierde is ongeveer 5,5 meter hoog en de grootste van Nederland. De Warffumermaar loopt vlak langs de westelijke rand van de wierde. Vanaf de Oosterstraat is er een vrij uitzicht naar Usquert. Je ziet daar goed hoe de wierde weer in het weiland overgaat.

Kloosterwierde (ca. 500)

De Oosterwierde, ook wel Kloosterwierde genoemd, ligt aan de zuidkant, net even buiten Warffum. Je kunt de wierde vanaf het station goed in het landschap zien liggen. Deze wierde hoorde bij het Warffumerklooster.

Akkerland met lage onbebouwde wierde de Kloosterwierde
Kloosterwierde gezien vanaf de Kloosterweg.

We weten niet precies wat er op de wierde heeft gestaan, want er is nog geen uitvoerig onderzoek gedaan. Er zijn wel resten van een oude boerderij teruggevonden. Het land rond een klooster was meestal bestemd voor eigen gebruik en wordt corpusland genoemd. Het corpusland bestond uit akkerland, weiland en hooiland.

Op de akkers werd vooral gerst verbouwd. Gerst werd ‘s winters gebruikt als extra veevoer en voor het brouwen van bier. Op de weilanden graasden de runderen die het klooster voorzagen van melk, boter en kaas.

Valgen (ca. 800)

Net buiten de Groningse wierdendorpen en op de flanken van de wierden lagen vroeger kleine stukjes akkerland, de zogenaamde ‘valgen’. Deze, meestal verhoogde, stukjes grond werden vooral gebruikt voor het verbouwen van granen. Deze vrij smalle akkers waren vaak gemeenschappelijk bezit en werden door verschillende mensen gebruikt.

Weiland met grazende koe, Oostervalge, Warffum
Achter de bebouwing is de Oostervalge nog steeds een landelijk gebied

In Warffum lagen deze akkers aan de west- en de oostzijde van het dorp. Daarom vind je daar nu nog de Westervalge en de Oostervalge terug als straatnamen. De valgen werden niet door hekken, of rijen bomen van elkaar gescheiden. Ook nu nog zie je in Warffum dat de valgen een open en aaneengesloten landschap zijn. Het woord ‘valge’ komt van ‘vaalgen’ dat ‘ondiep ploegen’ betekent. Een valge is een omgeploegd stuk braakland.

Oude Dijk (ca. 1100)

De Oude Dijk was de eerste zeewering die de Groninger kust in de 12de eeuw afsloot vanaf Hornhuizen tot Uithuizermeden. Deze voormalige zeewering is ter hoogte van de kruising Oudendijk-Noordpolderweg op een aantal plaatsen nog duidelijk waarneembaar en daardoor beeldbepalend voor het dorp. Hier grazen nog altijd schapen op de dijk.

Oude Dijk.

De dijk werd aangelegd op een hoogte van ongeveer 1,5 meter +NAP. Daarna is de dijk nog enkele malen opgehoogd van 2,2 naar 2,7 tot 3,5 meter +NAP. De precieze ouderdom van deze dijk is niet bekend.

Warffumerklooster (ca. 1200)

Het Warffumerklooster wordt voor het eerst genoemd in een bron uit 1284, maar bestond toen vermoedelijk al geruime tijd. (Ostfriesisches Urkundenbuch I). De vanouds gebruikelijke indeling van de Johannieter kloosterbewoners in ridders, priesters, kapelaans en broeders en zusters ging voor de Groninger johannieterkloosters niet op.

In een verslag uit het jaar 1495 worden als bewoners van het klooster te Warffum genoemd commandeur Rodulphus de Laege, twee kapelaans van de orde van Sint Johannes en ongeveer zestig nonnen die zich bezighielden met het lezen en zingen van canonieke getijdengebeden.

Het toegangshek naar het voormalige klooster.

Rond 1540 werd het klooster bewoond door vier priesters en tachtig nonnen, waarmee het Warffummerklooster voor zover bekend de grootste Johannieter commanderij van het land was. Het klooster van Warffum was duidelijk een vrouwenklooster. De vele nonnen stonden in 1533 onder leiding van een priorin, die als hoofd van de commanderij werd beschouwd.

Pastorie (1200 – 1400)

Dicht bij de kerk, aan de rand van de wierde, ligt de pastorie van Warffum. Het gebouw bestaat uit een middeleeuws steenhuis waar later, in de 17de, 18de en 19de eeuw, nieuwe delen zijn aangebouwd. Een steenhuis is de voorloper van een burcht of borg. De pastorie wordt ook wel ‘weem’ genoemd.

De beroemde pastorietuin.

Adellijke lieden konden zich in de sterke steenhuizen terugtrekken als er gevaar dreigde. De dikke muren waren goed bestand tegen aanvallen van buitenaf. Het oude steenhuis in Warffum ligt dicht bij de weg. Het is langwerpig van vorm en de muren van de begane grond zijn ongeveer een meter dik. Ze konden dus wel een stootje hebben. Aan de afmetingen van de stenen en de manier waarop ze zijn gemetseld kunnen we zien dat het gebouw uit de 13de of 14de eeuw stamt.

Interieur van de pastorie. Dit is de “zaal” het oudste deel dat vroeger het steenhuis was.

De kerk bezat zogenaamde “pastorielanden” en “kerkelanden” net buiten de wierde. De pastoor had ook land op de kwelder. Met de opbrengsten van het land had hij zijn eigen inkomen.

In de kerk werd eeuwenlang een kerkschat bewaard. Die schat bestaat uit zilveren bekers, boeken en de kleding die door de pastoor tijdens de mis werd gebruikt. Er was bij deze kerkschat ook een houten reliekschrijn, een kist waarin de restanten, of “relieken”, van een heilige werden bewaard. De kerkschat is nu in het Groninger Museum.

Herberg “Rust een Weinig” (1600 – 1700)

In de herberg “Rust een Weinig” gelegen bij de historische brug met de naam ‘Bieuwketil’ aan de trekvaart tussen Warffum en Onderdendam konden reizigers en dorpelingen zich goed ontspannen.

Herberg “Rust een Weinig.”

Herbergen zoals ‘Rust een Weinig’ werden regelmatig bezocht door rondtrekkende kooplieden. Dergelijke kooplieden werden ‘kiepkerels’ genoemd. Een kiepkerel ging met een kist vol handelswaar, meestal potten en pannen en andere nuttige waren, langs boerderijen en herbergen.

Ook ’s winters wist men deze herberg te vinden. De herberg was heel populair bij de schaatsers die er tijdens hun tocht over het ijs een glas kwamen drinken.

De Kerstvloed (1717)

Tijdens een rampzalige vloed in 1717, de beruchte Kerstvloed, spoelden de lage zomerdijk en stukken van de Oude Dijk bijna helemaal weg. In het hele Waddengebied werden in die nacht tweeduizend mensen en ongeveer 35.000 schapen, geiten, paarden en koeien door het snel stijgende water verrast en verdronken.

Het landschap tussen de Oude Dijk en de Waddenzee werd in 1718 ingepolderd. Dat werd gedaan door de bestaande dijk te verhogen. Al eerder, rond 1600, was deze dijk van een halve meter hoog aangelegd. De dijk was bedoeld als zogenaamde zomerkade, zodat het land buiten de dijken langer als weide gebruikt kon worden. In 1652 en in 1685 werd besloten om deze lage zomerkade op te hogen tot een echte dijk, maar er was een ramp voor nodig om het plan ook echt uit te voeren.

Middendijk met een dobbe in het weiland.

Na deze ramp gaf de provincie de opdracht om de zomerkade te verhogen tot een zogenaamde zee-werende dijk met een hoogte van 2,5 meter. In 1776 kwam daar nog eens een meter bovenop. Tegenwoordig heeft de dijk een hoogte van 5 meter boven het Nieuw Amsterdams Peil (NAP).

Nadat in 1811 twee kilometer verderop een nieuwe dijk werd aangelegd, werd de dijk uit 1718 een zogenaamde slaperdijk. Een slaperdijk ligt niet direct aan zee, maar verder in het binnenland. De dijk hoeft pas iets te doen als de buitenste dijk, de ‘waker’ het begeeft. De slaperdijk kreeg de naam “Middendijk”, omdat hij nu tussen de zeedijk en de Oude Dijk in lag.

Noordpolder (1811)

Het aanleggen van de Noordpolder was een heel werk. In 1811 zijn er 415 paarden en 315 arbeiders bezig geweest met het aanleggen van een meer dan 11 kilometer lange dijk rondom de kwelders tussen de Middendijk en de Waddenzee. Op 1 november 1811 was de nieuwe dijk klaar en kon worden begonnen met de inrichting van de polder. Er werden 35 nieuwe boerderijen gebouwd.

Gemaal en kunstwerk bij Noordpolderzijl.

Door de inpoldering lagen de wierden Groot en Klein Zeewijk, waar vee gehouden werd, nu niet meer buiten de dijken, maar werden voortaan ook beschermd tegen de zee.

In de 19de eeuw zorgde landbouwer Geert Reinders ervoor dat er ook schepen in de polder konden komen. Er werd een kanaal gegraven vanaf de Oudedijk dwars door de Middendijk naar het polderkanaal. Van daaruit konden schepen naar de haven Noordpolderzijl.

Kanaal bij Noordpolderzijl.

“De Klief” (1826)

In de Oude Dijk werd een schutsluis, ook ‘verlaat’ genoemd, aangelegd en in de Middendijk kwam een gemetselde sluis of ‘klief’ met beweegbare deuren.

“De Klief.”

Transformatorhuisje (begin 20ste eeuw)

Overal in onze omgeving staan bescheiden bouwwerken die iedereen kent, maar waar niemand veel aandacht aan besteedt. Elektriciteit kwam vanaf het einde van de 19de eeuw beschikbaar in West-Europa. In Nederland werd het elektriciteitsnet in de eerste 30 jaar van de 20ste eeuw steeds verder uitgebreid. Tussen de wereldoorlogen kregen de meeste huishoudens een aansluiting op het elektriciteitsnet.

Om de hoge spanning van de hoogspanningsleidingen te veranderen in de spanning die in de woningen werd gebruikt waren transformatoren nodig. Met de groei van het elektriciteitsnet zag je ze overal opduiken. De energiebedrijven in Groningen en Friesland gaven architecten opdracht om huisjes voor deze transformatoren te ontwerpen.

De transformatorhuisjes zijn vaak gebouwd volgens de bouwkundige mode van hun tijd en daarom zijn ze zo interessant.

De strakke vormen en banden van gekleurd en uitspringend baksteen herinneren aan de Amsterdamse School, een richting in de architectuur die in de jaren 20 van de 20ste eeuw in de mode was.

Rijks-HBS (1868)

In de 19de eeuw kwam er behoefte aan een nieuw type school, de zogenaamde Hogere Burger School, of HBS. De eerste Rijks-HBS op het platteland en in het noorden is gebouwd in Warffum. Het gebouw uit 1868 kreeg de prachtige naam Pallas Athene, naar de godin van de wijsheid. Het gebouw stond aan de uitvalsweg naar Usquert, waar enkele boerderijen en akkers lagen.

Rijks-HBS, verbouwd tot appartementencomplex.

De school was in de wijde omgeving bekend. De school leeft nog steeds voort als het Hogeland College aan de A. G. Bellstraat. Het gebouw werd tot 1975 gebruikt door de gemeentelijke landbouwschool, voordat deze school naar Wageningen verhuisde. Na de verhuizing van de school kreeg het gebouw verschillende functies, totdat het werd verbouwd tot woningen.

Gymlokaal (1925)

Het gymnastieklokaal, dat achter het HBS-gebouw op het terrein van Op Roakeldais ligt, is door de monumentenwet beschermd, maar ook slecht onderhouden. Het gebouw uit 1925 is een mooi voorbeeld van een mode in de architectuur die we in Groningen en Friesland in deze periode vaak zien: de Amsterdamse School. Het gebouw maakt gebruik van lange lijnen en ritmische ordening van bouwelementen.

Door het materiaalgebruik ziet het eruit als een schuur, maar alles is doordacht en uitgewerkt, tot en met de ritmische geometrische elementen van de façade. Het wordt hoog tijd dat dit gebouw een passende bestemming krijgt.

Het lokaal is beschermd onder de monumentenwet vanwege zijn ouderdom, de bijzondere vormgeving, de vorm van het dak, het materiaalgebruik en de zeldzaamheid.

Joodse begraafplaats

De joodse gemeenschappen in Nederland groeiden in de 19de eeuw sterk, omdat er veel joden uit Oost- en Midden-Europa kwamen en uit Spanje en Portugal. Door het groeien van de joodse gemeenschappen kwam er behoefte aan een eigen plek om de overledenen te begraven. Vaak werd een deel van de algemene begraafplaats voor de joodse graven gereserveerd. Dat zien we bijvoorbeeld in Warffum, soms kregen ze een eigen begraafplaats, zoals in Farmsum.

In de 19de eeuw kregen de joodse inwoners van Warffum een plaats om hun doden te begraven. Een stuk grond vlakbij de Juffer Marthastraat werd in 1885 door joodse kooplieden van de Hervormde Gemeente gekocht. Je ziet aan de rechtopstaande stenen dat de mensen vooral uit Oost- en Midden-Europa kwamen. Joden uit Spanje en Portugal werden meestal onder liggende stenen begraven.

Op de foto hierboven zie je twee grafstenen die met een grote boog met elkaar verbonden zijn, het gaat hier om een echtpaar. De joodse begraafplaats is toegankelijk via de algemene begraafplaats.

Tijdens de jodenvervolgingen in de Tweede Wereldoorlog verloor Warffum, zoals zoveel dorpen in het terpen- en wierdenland, vrijwel alle leden van de joodse gemeenschap.

Op de begraafplaats is een gedenksteen ter nagedachtenis van de 22 joodse slachtoffers opgericht.

Een joodse begraafplaats wordt ‘Bet Chajiem’ (Huis van het Leven), of ‘Bet Kevarot’ (Huis der Graven) genoemd.

Luchtwachttoren (verdwenen)

Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog beleefde Nederland een periode waarin de mensen langzaamaan weer een gewoon leven konden gaan leiden. De schade werd hersteld, de Nederlandse economie herleefde, iedereen werkte hard en probeerde het land weer op te bouwen.

Er hing wel een donkere schaduw boven deze tijd na de oorlog, een schaduw die pas in de jaren 80 van de 20ste eeuw is verdwenen. De Sovjet-Unie, opgebouwd door Lenin en Stalin, had net als de Verenigde Staten na de oorlog de beschikking over de atoombom. De West-Europese landen en de Verenigde Staten waren bang dat de invloed van de Sovjet-Unie in Oost-Europa steeds groter zou worden en dat deze landen een bedreiging voor de vrede en welvaart zouden vormen. De Sovjet-Unie en de landen in Oost-Europa werden samen het Oostblok genoemd.

In Nederland werden in de jaren 50 van de 20ste eeuw op veel plaatsen torens gebouwd die bedoeld waren om de lucht af te speuren, omdat men een aanval vanuit de lucht vreesde. Iedereen was bang voor een atoomoorlog en zo’n oorlog was soms heel dichtbij. Als de bemanning van een toren een verdacht vliegtuig zou zien naderen dan kon men de luchtmacht waarschuwen en maatregelen nemen.

Hoewel de spanning tijdens deze periode, die ook wel Koude Oorlog wordt genoemd, af en toe hoog opliep is het van aanvallen niet gekomen. In de loop van de jaren 50 werden de meeste torens weer afgebroken, omdat de radarsystemen zo waren verbeterd dat het geen zin had met verrekijkers de hemel in de gaten te houden.

De toren in Warffum moet er ongeveer zo uitgezien hebben als de toren op de foto. Deze toren staat bij Warfhuizen en is bewaard gebleven.

Ook de toren in Warffum, gebouwd in de Noordpolder, is in de jaren 50 van de 20ste eeuw afgebroken. Jammer genoeg zijn er geen foto’s van deze toren gevonden. Oudere bewoners van Warffum herinneren zich deze toren nog goed, omdat hij vanuit het dorp goed zichtbaar was. Kinderen die in de Noordpolder woonden en in het dorp naar school gingen kwamen dagelijks langs de toren. De bemanning van de toren woonde gewoon in het dorp.

Een sterk raamwerk van beton met een metalen wenteltrap naar de observatiehut zorgden ervoor dat het stevige bouwwerken waren.